Thuis in uw branche
Ruud van den Dool

dr. Ruud van den Dool

dr. Ruud van den Dool is zelfstandig gevestigd belastingadviseur, partner bij AEP Equity Partner, verbonden aan het bureau Vaktechniek Fiscaal van SRA en aan het Fiscaal Economisch Instituut van de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Drs. Jan Zweekhorst RB

Drs. Jan Zweekhorst RB is bestuursvoorzitter van SRA, lid van de SRA Fiscale Commissie en partner bij BLM.

Uitfaseren vergt gedegen advies

  • Auteur: Ruud van den Dool en Jan Zweekhorst
  • Publicatiedatum: 17-1-2017

Henry Meijer spreekt SRA aan in de WFR (12/2016). Onze oproep voor een schenkvrijstelling ter voorkoming van een schenking bij uitfasering van het eigenbeheerpensioen zou onverstandig zijn. Wij, maar vermoedelijk ook RB en NOAB met wie SRA deze oproep deed, zouden de partner op die manier ertoe te bewegen geen compensatie te verlangen. Die interpretatie is voor zijn rekening.

Begin 2013 heeft SRA een gesprek geïnitieerd met het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) van de Belastingdienst. Wij waren het erover eens dat de fiscale waarderingsregels door de lage rentestand en het in 2012 gewijzigde bv-recht complexe situaties creëerde. De aanzienlijke waarderingsverschillen tussen de waarde in het economische verkeer, de fiscale, en de commerciële waarde waren en zijn onbegrijpelijk. Die leid(d)en tot het risico van een fictieve afkoop door dividenduitkeringen.

Ook waren en zijn reële pensioenkosten slechts gedeeltelijk direct aftrekbaar en is sprake van additionele administratieve lasten. Ook andere organisaties, zoals NOB, RB, NOAB, VNO-NCW en MKB Nederland, hebben zich ingezet om tot een adequate oplossing te komen. Dit heeft geleid tot vruchtbaar overleg met het CAP en ‘Financiën’. SRA juicht de samenwerking en wijze van totstandkoming van het wetsvoorstel zeer toe.

Partnerproblematiek 

De positie van de partner heeft bij alle gesprekken bijzondere aandacht gehad. De rechten van de partner mogen niet verkwanseld worden en hij of zij moet goed en onafhankelijk worden geadviseerd. Alle organisaties hebben dit benadrukt. Vooral om te voorkomen dat onbewust rechten zouden worden prijsgegeven en in het verlengde daarvan om een toekomstige discussie over dwaling te voorkomen. De schenkingsaspecten zijn ondergeschikt. Helaas was de partnerproblematiek oorspronkelijk onvoldoende ingebed in het wetsvoorstel. Pas in de Eerste Kamer is een meer genuanceerde — en naar ons idee: juiste — benadering gekozen.

De dga-praktijk kent een grote variatie aan samenlevingsvormen. De ten behoeve van de partner bedongen pensioenrechten kunnen toekomen aan de (gewezen) echtgenoot, geregistreerde partner of ongehuwd samenwonende partner. De samenlevingsvorm kan onder Nederlands of buitenlands (huwelijksvermogens)recht in al hun varianten vallen, er kunnen testamentaire uitsluitingsclausules relevant zijn en de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding is mogelijk toepasselijk.

Compensatie 

Per individueel geval dienen de partnerrechten te worden bepaald, te worden beoordeeld of de partner door uitfasering rechten prijsgeeft en of en op welke wijze compensatie kan of moet worden bedongen. Bij onvoldoende compensatie kan sprake zijn van een schenking. Door de vele relevante rechtsgebieden is het foutenrisico reëel. Bovendien suggereerde de Staatssecretaris van Financiën een compensatiemethodiek die tot een onoverkomelijk liquiditeitsbeslag bij de dga zou leiden.

Onduidelijkheid en complexiteit zou in de weg staan aan afkoop of omvorming in een oudedagsverplichting en het doel van het wetsvoorstel zou niet worden bereikt. De partnerproblematiek is onder andere door onze oproep in de Eerste Kamer uitdrukkelijk en goed besproken. Dat was ons gezamenlijke doel met onze oproep.[1]

Met het inmiddels bekende stemmingsuitstel heeft de praktijk meer tijd om deze complexe problematiek aan cliënten voor te leggen en daarover te adviseren. Onder andere de door Meijer genoemde aspecten spelen daarbij een rol.

[1] Een schenkvrijstelling zou overigens strijdig zijn met de systematiek van de successiewet en geen recht doen aan de feitelijke omstandigheden, zoals onder meer ook is opgemerkt door dr. R.P. van den Dool en mr. H.F. van de Weerd-Van Joolingen in WFR 2016/249

 

Bekijk alle opinie artikelen