Sla menu over
Kwaliteit die verbindt
  • Publicatiedatum:06-07-2025

Box 3: een samenvatting van wetsvoorstel werkelijke rendement box 3 vanaf 2028?

Op 13 december 2024 werd bekendgemaakt dat invoering van een nieuw box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement per 2027 onmogelijk is. Invoering per 1 januari 2028 lijkt wel haalbaar. Het doel is daarom om per 2028 een nieuw stelsel in te voeren. Hiertoe is op 23 mei 2025 het wetsvoorstel werkelijk rendement box 3 aan de Tweede Kamer aangeboden.  In deze samenvatting een overzicht van de stand van zaken van dit toekomstige box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement.

Box 3-heffing op basis van werkelijk rendement: ontwikkelingen tot aanbieden wetsvoorstel werkelijk rendement box 3 aan Tweede Kamer

De contouren voor de box 3-heffing op basis van het werkelijke rendement zijn op 15 april 2022 gepresenteerd. In een Kamerbrief van 29 september 2022 werden al twee mogelijke stelsels geschetst: vermogenswinst- en vermogensaanwasbelasting. Ook een combinatie leek toen al mogelijk.

Op 8 september 2023 werd het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 ter internetconsultatie voorgelegd. Zie ook het bericht Kabinet legt voorstel nieuw box 3-stelsel voorIn totaal zijn er 1.737 reacties binnengekomen op de internetconsultatie, waaronder een reactie van SRA. Zie ook het bericht Reactie SRA op internetconsultatie Wet werkelijk rendement box 3.

Op 25 januari 2024 werd een aantal technische wijzigingen in het ter internetconsultatie voorgelegde wetsvoorstel aangekondigd. Zie ook het bericht Technische verbeteringen in voorstel nieuw stelsel box 3 en Kamerbrief reacties internetconsultatie wetsvoorstel werkelijk rendement box 3.

Op 15 april 2024 werd gemeld dat:

  • de afwijkende behandeling van aandelen in familiebedrijven uit het wetsvoorstel is gehaald,
  • dat bij de vormgeving van het inkomensbegrip in het wetsvoorstel de totaalwinstgedachte en het goed koopmansgebruik niet meer als basis worden gebruikt, maar vervangen worden door concrete regels voor het inkomensbegrip voor box 3 en
  • dat voor het voordeel van het eigen gebruik van een onroerende zaak een forfait komt vergelijkbaar met het eigenwoningforfait in box 1. Zie ook de Kamerbrief over toekomstig stelsel box 3 en voorbereidingen arrest Hoge Raad

In juni 2024 is het wetsvoorstel Wet werkelijke rendement box 3 voor advies aangeboden aan de Raad van State. In het aangeboden wetsvoorstel is nader uitgewerkt hoe de box 3-heffing over onroerende zaken plaats gaat vinden. Zie voor meer informatie de Kamerbrief stand van zaken wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3.

De Raad van State heeft op 2 december 2024 het advies over het aangeboden wetsvoorstel werkelijk rendement box 3 gepubliceerd. De Raad van State geeft aan dat er zwaarwegende bezwaren kleven aan het box 3-stelsel dat de regering voorstelt. Het voorstel heeft ingrijpende gevolgen voor burgers en de Belastingdienst. Het nieuwe box 3-stelsel is onder meer veel complexer en zal leiden tot slechtere dienstverlening, beperkte mogelijkheden tot vooroverleg en onvoldoende toezicht. De Raad van State adviseert de regering om de vormgeving van het nieuwe box 3-stelsel opnieuw te bezien en wijst daarbij op enkele alternatieve denkrichtingen voor de vormgeving.

Zie voor meer informatie Nieuwsbericht Voorgestelde box 3-stelsel heeft ingrijpende gevolgen voor burgers en Belastingdienst en Advies Wet werkelijk rendement box 3.

In een Kamerbrief van 13 december 2024 gaf de staatssecretaris aan het advies van de Raad van State te gaan bestuderen en de mogelijkheden die er zijn te wegen. In een Kamerbrief van 24 januari 2025 liet de staatssecretaris weten dat het wetsvoorstel de beste optie is.

Wetsvoorstel werkelijk rendement box 3

Op 23 mei 2025 is het wetsvoorstel werkelijk rendement box 3 aan de Tweede Kamer aangeboden. In dit wetsvoorstel wordt vanaf beoogd 2028 het totale werkelijke rendement, zowel het directe rendement, in het wetsvoorstel reguliere voordelen genoemd, (bijvoorbeeld rente, huurinkomsten en dividend) als het indirecte rendement (de waardeontwikkeling), in box 3 belast. Als hoofdregel is een vermogensaanwasbelasting voorgesteld, maar voor onroerende zaken en bepaalde niet-beursgenoteerde aandelen (in innovatieve start-ups en scale-ups) gaat een vermogenswinstbelasting gelden.

Kosten gemaakt te verwerving, inning of behoudt van de reguliere voordelen zijn aftrekbaar met uitzondering van een aantal in de wet opgesomde kostenposten (onder meer dividendbelasting, kosten voor congressen, vervoer, werkruimte, telefoonabonnementen et cetera).

Reguliere voordelen worden in principe belast en kosten en verschuldigde rente zijn in principe aftrekbaar volgens het kasstelsel (dus wanneer ze ontvangen c.q betaald, verrekend, ter beschikking gesteld, rentedragend geworden of vorderbaar en inbaar geworden zijn). Een uitzondering geldt voor reguliere voordelen die betrekking hebben op een tijdvak van meer dan een jaar of op een tijdvak dat meer dan zes maanden voor het begin van het kalenderjaar is aangevangen. Die reguliere voordelen en aftrekbare kosten en verschuldigde rente horen tot het resultaat van het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben.

Onroerende zaken en beursgenoteerde aandelen worden op 1 januari 2028 gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer. Voor woningen in box 3 op 1 januari 2028 geldt de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2029 (waardepeildatum 1 januari 2028). Voor de berekening van het directe rendement van onroerende zaken wordt onderscheid gemaakt tussen drie categorieën:

  1. Onroerende zaken die minimaal 90% van het jaar verhuurd worden (= 328 dagen of in een schrikkeljaar 329 dagen): huurinkomsten belast en jaarlijkse onderhoudskosten en andere periodieke kosten aftrekbaar.
  2. Onroerende zaken die het hele jaar niet verhuurd worden: vastgoedbijtelling van 3,35 % over de WOZ-waarde en jaarlijkse onderhoudskosten en andere periodiek kosten aftrekbaar.
  3. Onroerende zaken die voor minder dan 90% van het jaar verhuurd worden: het hoogste bedrag van de berekening onder 1 (huurinkomsten) of onder 2 (vastgoedbijtelling van 3,35 % over de WOZ-waarde) wordt belast en de jaarlijkse onderhoudskosten en andere periodieke kosten zijn aftrekbaar.

Het indirecte rendement wordt voor alle categorieën onroerende zaken belast volgens de vermogenswinstbelasting. Verbeteringskosten van onroerende zaken worden verrekend op het moment van belasten van de vermogenswinst (bijvoorbeeld bij verkoop van de onroerende zaak).

Verliesverrekening is in het wetsvoorstel mogelijk met toekomstige jaren maar niet met het verleden waarbij een verliesdrempel van € 500 geldt. Verder is in het wetsvoorstel een heffingsvrij inkomen (resultaat) opgenomen van € 1.800 per belastingplichtige en een tarief van 36%.

Zie voor een samenvatting van het stelsel met rekenvoorbeelden het Factsheet: Nieuw stelsel box 3: Wetsvoorstel wet werkelijk rendement en het Factsheet Hoe wordt de belasting over onroerende zaken in het nieuwe wetsvoorstel box 3 berekend?. Voor alle details wordt verwezen naar het wetsvoorstel.

Invoering per 2028?

Op 13 december 2024 werd echter bekendgemaakt dat invoering van een nieuw box 3-stelsel per 2027 onmogelijk is. Invoering per 1 januari 2028 lijkt wel haalbaar, mits de wetgeving uiterlijk 15 maart 2026 door de Tweede Kamer is aangenomen. Het doel is daarom om per 2028 een nieuw stelsel in te voeren. Tot die tijd blijft het huidige stelsel, inclusief tegenbewijsregeling, in stand.

Om de budgettaire derving als gevolg van de later invoering op te vangen wordt vanaf 2026 het forfait voor overige bezittingen verhoogd met 1,78% en het heffingsvrije vermogen verlaagd naar € 52.048.

Andere informatie over box 3

In het dossier box 3 is informatie te vinden over box 3. Zo is in elk van de volgende dossieronderdelen onder meer een overzichtsartikel met de belangrijkste verwijzingen opgenomen, het laatste nieuws en verwijzingen naar publicaties van SRA:

Tip!

Alles over box 3 overzichtelijk bij elkaar? Ga naar ons Dossier box 3.

Contact

Neem voor meer informatie contact op met:

Bureau Vaktechniek
E vaktechniek@sra.nl
T 030 656 60 60