Thuis in uw branche

Rechtspraak

Dossier arbeidsrelaties

Vanaf 1 mei 2016 is er al een handhavingsmoratorium rondom de aanwezigheid van een (fictieve) dienstbetrekking. Het kabinet heeft echter aangekondigd dit handhavingsmoratorium, waarbij alleen gehandhaafd wordt bij kwaadwillenden en anderen in eerste instantie alleen aanwijzingen krijgen, eind 2024 te beëindigen. 

Vanaf 2025 kan de Belastingdienst weer volledig handhaven als bij de beoordeling van een arbeidsrelatie sprake blijkt te zijn van een (fictieve) dienstbetrekking die niet als zodanig is aangemerkt tussen partijen. Op 6 oktober 2023 is ook het wetsvoorstel Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden ter internetconsultatie aangeboden. Het wetsvoorstel houdt een wijziging van de definitie van het begrip arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW in. Daarnaast introduceert het voorstel een wettelijk civielrechtelijk rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst op het moment dat er wordt gewerkt tegen een beloning van ten hoogste € 32,24 per uur.

Een selectie van de rechtspraak over de kwalificatie van arbeidsrelaties (wel of geen dienstbetrekking) treft u hierna aan.

  1. Gerechtshof Amsterdam stelt vanwege het grote maatschappelijke en juridische belang van de vraag hoe het aspect ‘ondernemerschap’ een rol kan spelen bij de kwalificatie van een arbeidsrelatie, hierover prejudiciële vragen aan de Hoge Raad (Gerechtshof Amsterdam, 03-10-2023, 200.300.335/01, ECLI:NL:GHAMS:2023:2220). In de casus gaat het over de arbeidsrelatie van Uber-chauffeurs. Gerechtshof Amsterdam vraagt aan de Hoge Raad:
    a. Is het mogelijk dat, wanneer het (eventuele) ondernemerschap van een werker buiten beschouwing wordt gelaten, de tussen deze werker en diens opdrachtgever/werkgever gesloten overeenkomst kwalificeert als arbeidsovereenkomst, terwijl met het wel in beschouwing nemen van dat (eventuele) ondernemerschap, dezelfde overeenkomst niet als arbeidsovereenkomst kwalificeert?
    b. Indien het antwoord op de eerste vraag bevestigend is, betekent dat dan dat de arbeidsrelatie ten aanzien van precies hetzelfde werk, verricht ten behoeve van dezelfde opdrachtgever/werkgever, verricht door de ene werker (niet zijnde een ondernemer) anders wordt gekwalificeerd dan de arbeidsrelatie ten aanzien van dat zelfde werk verricht door een andere werker (wel zijnde een ondernemer)?
    c. Dient het aspect ‘ondernemerschap’, zoals genoemd in overweging 3.2.5 van voornoemd arrest van de Hoge Raad van 24 maart 2023, aldus te worden opgevat (visie 1) dat dit ondernemerschap zich beperkt tot die aspecten van ondernemerschap zoals die zich voordoen in de specifieke relatie tussen deze werker en deze opdrachtgever/werkgever (bijvoorbeeld ten aanzien van een grotere vrijheid van werktijden of werkplaats dan werknemers in een vergelijkbare situatie plegen te hebben, dan wel grotere winst- of verlieskansen dan werknemers in een vergelijkbare situatie plegen te hebben) of (visie 2) dat voor dit ondernemerschap ook van belang zijn aspecten die betrekking hebben op de (ondernemers)situatie van de desbetreffende werker buiten de specifieke relatie tussen deze werker en deze opdrachtgever/werkgever, of (visie 3) moet dit ondernemerschap op een nog andere manier worden uitgelegd.
  2. Werknemer die na een arbeidsovereenkomst op enig moment 10% aandeelhouder wordt en vanaf dat moment maandelijks een wisselend bedrag aan management fee (afhankelijk van de gerealiseerde winst) en netto onkostenvergoeding ontvangt is naar het oordeel van de rechtbank op basis van de criteria van het Deliveroo-arrest werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst gebleven (Rechtbank Noord-Nederland, 11-07-2023, 7712918\ CV EXPL 19-2826, ECLI:NL:RBNNE:2023:2863)
  3. Maaltijdbezorgers Deliveroo zijn werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst, ondanks de vrijheid van de bezorgers om zich aan te melden wanneer ze zelf willen en opdrachten te weigeren en zich te laten vervangen (Hoge Raad, 24-03-2023., 21/02090, ECLI:NL:HR:2023:443 en Conclusie A-G de Bock, 17-06-2022, 21/02090, ECLI:NL:PHR:2022:578). Of een overeenkomst wordt aangemerkt als arbeidsovereenkomst hangt af van alle omstandigheden in onderling verband gezien. De bedoeling van partijen is niet van belang. Als de overeengekomen rechten en plichten voldoen aan de wettelijke omschrijving van een arbeidsovereenkomst, is ook sprake van een arbeidsovereenkomst. De Hoge Raad geeft een niet-limitatieve opsomming van de omstandigheden die van belang kunnen zijn:
    a. de aard en duur van de werkzaamheden,
    b. de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald,
    c. de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie het werk wordt verricht,
    d. het al dan niet bestaan van de verplichting om het werk persoonlijk te verrichten,
    e. de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand gekomen is,
    f. de wijze waarop de beloning wordt bepaald, waarop deze wordt uitgekeerd en de hoogte van de beloning,
    g. de vraag of degene die de werkzaamheden verricht commercieel risico loopt,
    h. gedraagt degene die de werkzaamheden verricht zich als ondernemer of kan hij zich zo gedragen, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft de fiscale behandeling en gelet op het aantal opdrachtgevers en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt,
    i. het gewicht dat toekomt aan een contractueel beding is afhankelijk van de mate waarin het beding betekenis heeft voor degene die de werkzaamheden verricht.
  4. Een depothouder die kranten verdeelt onder bezorgers is in dienstbetrekking bij de uitgever van de kranten. De rechter overweegt hierbij onder meer dat de uitgever in vergaande mate bepaalde de manier waarop de depothouder zijn werkzaamheden moest uitvoeren en dat de depothouder zich op papier kon laten vervangen maar dat dit in de praktijk de werkzaamheden alleen verricht konden worden door een andere depothouder. (Rechtbank Amsterdam, 17-10-2022, 9719583 EA VERZ 22-115, ECLI:NL:RBAMS:2022:6002).
  5. Buitenlandse timmerlieden in dienstbetrekking bij houthandel, ondanks onder meer inschrijving bij KvK en btw-nummer, eigen ververvoer, gereedschap en werkkleding, betaling per opdracht, vrijheid om opdracht te weigeren en zelf bepalen van de werktijden. (Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-04-2022, AWB-19_6656, ECLI:NL:RBZWB:2022:1794, hoger beroep ingesteld).
  6. De overeenkomst van (de persoonlijke BV van) een Equity Partner van Deloitte als kwalificeert , vanwege het ontbreken van een gezagsverhouding, niet als arbeidsovereenkomst (Gerechtshof Den Haag, 29-03-2022, 200.298.095, ECLI:NL:GHDHA:2022:449).
  7. Bedoeling van partijen speelt geen rol bij vraag of de overeenkomst kan worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst. Van belang is of de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke regels van een arbeidsovereenkomst. De vraag welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen moet vastgesteld worden aan de hand van de Haviltexmaatstaf (niet alleen de taalkundige betekenis van de overeenkomst is van belang, maar ook wat partijen over en weer hebben verklaard en wat zij redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden, Haviltex-arrest Hoge Raad, 13-03-1981, ). Door uitkeringsgerechtigde op participatieplaats verrichte werkzaamheden worden niet in dienstbetrekking verricht (Hoge Raad, 6-11-2020, 19/03369, ECLI:NL:HR:2020:1746).

Dossier Arbeidsrelaties