Op 18 september 2023 is een conclusie van A-G Wattel (Parket bij de Hoge Raad 1 september 2023, ECLI:NL:PHR:2023:655) gepubliceerd. De A-G concludeert dat de Wet Rechtsherstel box 3 bij bezitters van ander vermogen dan spaargeld nog steeds het discriminatieverbod en het eigendomsrecht schendt. Zeer verschillende renderende of negatief renderende beleggingen worden namelijk nog steeds belast naar één uniform positief rendement. Lees meer hierover in het nieuwsbericht op de website van de Hoge Raad. De Hoge Raad doet waarschijnlijk in maart 2024 uitspraak.
Op 9 februari 2024 is een bijlage bij vijf conclusies van AG Pauwels (Parket bij de Hoge Raad 9 februari 2024, ECLI:NL:PHR:2024:1) gepubliceerd. AG Pauwels sluit zich aan bij AG Wattel: de belastingrechter biedt terecht (aanvullend) rechtsherstel als het rendement volgens de Wet rechtsherstel box 3 nog steeds hoger is dan het werkelijk behaald rendement. De AG adviseert de Hoge Raad ook over de invulling van het begrip ‘werkelijk behaald rendement’. Het advies is om daarbij zoveel mogelijk aan te sluiten bij het inkomen dat de wetgever met de box 3-wetgeving wilde treffen. De AG komt daarbij tot de bevindingen dat het werkelijk behaald rendement nominaal wordt vastgesteld (dus zonder inflatiecorrectie), waarbij ook rekening wordt gehouden met ongerealiseerde waardemutaties en onder meer kosten ter verwerving, inning en behoud van het rendement. Verder vindt het vergelijk van het werkelijk behaald rendement met het forfaitaire rendement plaats voor alle vermogensbestanddelen gezamenlijk en vindt dit plaats per jaar. Er wordt geen rekening gehouden met eventueel negatief werkelijk behaald rendement in een ander jaar (geen verliesverrekening) en ook niet met het heffingvrij vermogen. Lees meer hierover in het nieuwsbericht op de website van de Hoge Raad en in de vijf conclusies en de bijlage bij die vijf conclusies. Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.
Werkelijk behaald rendement bevat geen ongerealiseerde verliezen
- Rechtbank Gelderland, 24 februari 2023, 21/02717, ECLI:NL:RBGEL:2023:953
In deze uitspraak oordeelt de rechtbank dat voor de op rechtsherstel gerichte compensatie dient te worden aangesloten bij het werkelijk behaalde rendement. Aan de belastingplichtige is naar het oordeel van de rechtbank echter voldoende rechtsherstel is geboden met het besluit rechtsherstel box 3. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 februari 2023 en sluit zich aan bij het oordeel dat bij het belasten van inkomsten uit sparen en beleggen op basis van het werkelijk behaalde rendement geen plaats is voor het in aanmerking nemen van (ongerealiseerde) verliezen ter zake van aandelen waarvan het in het geheel niet zeker is dat een verlies zich daadwerkelijk voor zal doen. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld.
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 7 februari 2023, 22/00093, ECLI:NL:GHARL:2023:1116
In deze uitspraak verleent het gerechtshof rechtsherstel door alleen het werkelijke rendement in de heffing te betrekken. Voor de bepaling van dit rendement sluit het gerechtshof aan bij de opgaaf van de belastingplichtige van de werkelijke rente en dividend. Het gerechtshof herhaalt in deze uitspraak zijn oordeel dat bij het belasten van inkomsten uit sparen en beleggen op basis van het werkelijk behaalde rendement geen plaats is voor het in aanmerking nemen van (ongerealiseerde) verliezen ter zake van aandelen waarvan het in het geheel niet zeker is dat een verlies zich daadwerkelijk voor zal doen (zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29 maart 2022, 20/00002 en 20/00855, ECLI:NL:GHARL:2022:2509). De staatssecretaris heeft beroep in cassatie ingesteld. AG Pauwels heeft een conclusie in deze zaak genomen (Conclusie AG, 9 februari 2024, 23/01022, ECLI:NL:PHR:2024:136). De AG is van oordeel dat het gerechtshof terecht een op rechtsherstel gerichte compensatie verleend heeft nu het rendement volgens de Wet rechtsherstel box 3 hoger is dan het werkelijk behaald rendement. Tot deze conclusie komt de AG mede aan de hand van zijn bevindingen in een bijlage bij de conclusie (Parket bij de Hoge Raad 9 februari 2024, ECLI:NL:PHR:2024:1). De AG geeft de Hoge Raad in overweging om het beroep in cassatie van de Staatssecretaris ongegrond te verklaren.
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29 maart 2022, 20/00002 en 20/00855, ECLI:NL:GHARL:2022:2509
In deze uitspraak verleent het gerechtshof rechtsherstel door alleen het werkelijke rendement in de heffing te betrekken. Voor de bepaling van dit rendement sluit het gerechtshof aan bij het nominaal gerealiseerde rendement en niet bij het reële rendement na correctie voor inflatie. Het gerechtshof vindt verder dat er geen plaats is voor het in aanmerking nemen van ongerealiseerde verliezen ter zake van aandelen waarvan het in het geheel niet zeker is dat een verlies zich daadwerkelijk voor zal doen. De belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld. AG Pauwels heeft een conclusie in deze zaak genomen (Conclusie AG, 9 februari 2024, 22/01571, ECLI:NL:PHR:2024:13 4). De AG is van oordeel dat het gerechtshof terecht is uitgegaan van de nominale rente. Verder is de AG van oordeel dat het gerechtshof ten onrechte oordeelde dat ongerealiseerde waardeverminderingen niet in mindering komen op het werkelijk behaalde rendement. Tot deze conclusies komt de AG mede aan de hand van zijn bevindingen in een bijlage bij de conclusie (Parket bij de Hoge Raad 9 februari 2024, ECLI:NL:PHR:2024:1) Omdat niet helemaal duidelijk is of in deze casus het werkelijk behaald rendement wel lager is dan het herstelwettelijk rendement, geeft de AG de Hoge Raad nog in overweging om feitelijk onderzoek daarnaar te doen. Veronderstellende dat het werkelijk behaald rendement lager is, is het cassatieberoep van de belanghebbende naar de mening van de AG gegrond.
Werkelijk behaald rendement bevat ook ongerealiseerde waardestijgingen- en dalingen
- Rechtbank Noord-Holland, 14 september 2023, AWB-21 2342, ECLI:NL:RBNHO:2023:10669
De rechtbank oordeelt dat een rechtsherstel dat significant afwijkt van het daadwerkelijk genoten rendement de proportionaliteitstoetsing van artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM, in samenhang met artikel 14 van het EVRM niet kan doorstaan. Voor het vaststellen van het daadwerkelijke rendement van cryptovaluta neemt de rechtbank zowel het directe als het indirecte rendement, waaronder niet-gerealiseerde vermogensmutaties mee.
- Rechtbank Den Haag, 5 december 2022, SGR 20/2077 en 20/020708, ECLI:NL:RBDHA:2022:13417, Rechtbank Den Haag, 5 december 2022, SGR 20/6960, ECLI:NL:RBDHA:2022:13425, Rechtbank Den Haag, 5 december 2022, SGR 20/7361, ECLI:NL:RBDHA:2022:13420, Rechtbank Den Haag, 5 december 2022, SGR 20/6263, ECLI:NL:RBDHA:2022:13422, Rechtbank Den Haag, 19 december 2022, SGR 21/3622, ECLI:NL:RBDHA:2022:14657, Rechtbank Den Haag, 22 december 2022, SGR 20/1251, SGR 20/4100 en SGR 21/4512, ECLI:NL:RBDHA:2022:14234, Rechtbank Den Haag, 22 december 2022, SGR 20/3953, ECLI:NL:RBDHA:2022:14231
Rechtbank Den Haag sluit zich in deze uitspraken aan bij het oordeel van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 2 november 2022. De belastingplichtigen slagen echter in deze zeven uitspraken niet in hun bewijslast dat het werkelijke rendement lager is. De rechtbank betrekt in de beoordeling van de hoogte van het werkelijke rendement in de verschillende casus ook de ongerealiseerde waardestijgingen (waaronder de (ongerealiseerde) koerswinsten op de beleggingen, de ongerealiseerde waardestijging van een goudstaaf en de ongerealiseerde waardestijging van een tweede woning (voor welke waardestijging de rechtbank aansluiting zoekt bij de WOZ-waarden). In ieder geval tegen de uitspraken met de ECLI-nummers ECLI:NL:RBDHA:2022:13417, ECLI:NL:RBDHA:2022:14234 en ECLI:NL:RBDHA:2022:14231 is hoger beroep ingesteld. In de uitspraken met ECLI-nummer ECLI:NL:RBDHA:14231 en ECLI:NL:RBDHA:2022:13417 heeft Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan (Gerechtshof Den Haag, 4 oktober 2023, BK-23/00103, ECLI:NL:GHDHA:2023:20236 en Gerechtshof Den Haag, 4 oktober 2023, BK-23/00021 en BK-23/00022, ECLI:NL:GHDHA:2023:2025). In tegenstelling tot de rechtbank is het gerechtshof van oordeel dat ongerealiseerde vermogenswinsten of -verliezen niet tot het werkelijke rendement moeten worden gerekend.
Forfaitair rendement bank- en spaartegoeden voor aandeel Vve-reserve
- Hoge Raad, 23 juni 2023, 22/02655, ECLI:NL:HR:2023:952
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14 juni 2022, 20/00080, ECLI:NL:GHARL:2022:5092 oordeelde dat het lidmaatschap van een VvE moet worden aangemerkt als een vermogensrecht dat bij de bepaling van de rendementsgrondslag van box 3 als bezitting in aanmerking wordt genomen voor de waarde in het economische verkeer. De Hoge Raad oordeelt dat dit correct is. De tussentijdse wijziging van artikel 5:126, lid 1 BW heeft dit niet gewijzigd.
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10 januari 2023, 20/001121, ECLI:NL:GHARL:2023:138 en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10 januari 2023, 20/01122, ECLI:NL:GHARL:2023:139
In deze uitspraken komen partijen gedurende het hoger beroep overeen dat het rechtsherstel plaats moet vinden in overeenstemming met het Besluit rechtsherstel box 3 (nu de Wet rechtsherstel box 3). Voor de vaststelling van de leegwaarderatio gaat het gerechtshof hierbij uit van de kale huurprijs (de totale huurprijs verminderd met de vergoeding voor bijkomende diensten). Voor de vaststelling van het forfaitair rendement op het aandeel in de Vve-reserves, is het gerechtshof van oordeel dat in casu onvoldoende rechtsherstel wordt geboden als uitgegaan wordt van een forfaitair rendement van 5,38% (jaar 2018). Het gerechtshof betrekt hierbij het bepaalde in artikel BW 5:126, lid 3, waaruit volgt dat bijdragen aan dergelijke Vve-reserves – behoudens uitzonderingen – op een afzonderlijke betaalrekening of spaarrekening als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht moeten worden gedeponeerd. Het gerechtshof sluit voor het forfaitair rendement daarom aan bij het rendement voor bank- en spaartegoeden (0,12% in 2018). De staatssecretaris is in cassatie (nr. 23/00653 en 23/00654). A-G Wattel heeft een conclusie in deze zaak genomen (Conclusie A-G, 1 september 2023, nr. 23/00653 en 23/00654, ECLI:NL:PHR:2023:655). De A-G concludeert dat het gerechtshof het verschil tussen het wettelijke en het werkelijk rendement had moeten vaststellen en zich niet alleen moet toespitsen op het onderdeel Vve-reserves. De A-G concludeert dat de Wet Rechtsherstel box 3 bij bezitters van ander vermogen dan spaargeld nog steeds het discriminatieverbod en het eigendomsrecht schendt. Zeer verschillende renderende of negatief renderende beleggingen worden namelijk nog steeds belast naar één uniform positief rendement. Lees meer hierover in het nieuwsbericht op de website van de Hoge Raad. De Hoge Raad doet waarschijnlijk in maart 2024 uitspraak.
Werkelijk behaald rendement bevat geen ongerealiseerde waardestijgingen
- Gerechtshof Den Haag, 4 oktober 2023, BK-23/00103, ECLI:NL:GHDHA:2023:20236 en Gerechtshof Den Haag, 4 oktober 2023, BK-23/00021 en BK-23/00022, ECLI:NL:GHDHA:2023:2025
Het gerechtshof is van oordeel dat de op rechtsherstel gericht compensatie in beginsel aan moet sluiten bij het werkelijk behaalde rendement. Er hoort niet meer te worden belast dan de feitelijk genoten rente, dividend, huur, royalty’s en ander vormen van direct gerealiseerde vermogensopbrengsten. Ongerealiseerde vermogenswinsten of -verliezen horen niet tot het werkelijk behaalde rendement en moeten buiten beschouwing blijven.
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22 september 2023, BRE 20/6766, ECLI:NL:RBZWB:2023:6667 en Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 4 oktober 2023, BRE 22/2283, ECLI:NL:RBZWB:2023:6695 en Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 5 oktober 2023, 22/3427, 22/3429 en 22/3430, ECLI:NL:RBZWB:2023:6860. Onder verwijzing naar een uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 22 maart 2023, 21/00966 tot en met 21/00968, ECLI:NL:GHSHE:2023:945) betrekt de rechtbank alleen de directe gerealiseerde vermogensopbrengsten in het werkelijke rendement en laat de rechtbank ongerealiseerde vermogenswinsten en -verliezen buiten beschouwing.
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 4 juli 2023, 21/00569, ECLI:NL:GHARL:2023:5574 oordeelt dat als de belanghebbende door het box 3 -stelsel wordt geconfronteerd met een heffing die hoger is van het werkelijk behaalde rendement, een op rechtsherstel gerichte compensatie moet worden geboden. Dit rechtsherstel wordt geboden door aan te sluiten bij het werkelijk behaalde rendement wat bestaat uit feitelijk genoten rente, dividend< huur royalty’s en ander vormen van directe, gerealiseerde vermogensopbrengsten. Het gerechtshof verwijst hiervoor naar Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 22 maart 2023, 21/00966 tot en met 21/00968, ECLI:NL:GHSHE:2023:945. Het gerechtshof is dan ook van oordeel dat geen plaats is voor het in aanmerking nemen van ongerealiseerde vermogenswinsten waarvan in het geheel niet zeker is of de winst zich daadwerkelijk zal voordoen. Het gerechtshof is van oordeel dat bij de berekening van het werkelijke rendement verder geen plaats is voor het in aanmerking nemen van een proportioneel deel van het heffingvrij vermogen. De staatssecretaris en de belanghebbende hebben beroep in cassatie ingesteld. AG Pauwels heeft een conclusie in deze zaak genomen (Conclusie AG, 9 februari 2024, 23/02894, ECLI:NL:PHR:2024:138). De AG is van oordeel dat het gerechtshof terecht een op rechtsherstel gerichte compensatie verleend heeft nu het rendement volgens de Wet rechtsherstel box 3 hoger is dan het werkelijk behaald rendement. Met betrekking tot het werkelijk behaalde rendement is de AG van oordeel dat ongerealiseerde waardestijgingen ook meetellen. Verder is de AG van oordeel dat niet alleen kosten ter verwerving, inning en behoud van inkomsten voor aftrek in aanmerking komen maar dat kosten die het te behalen rendement van het vermogen beïnvloeden voor aftrek in aanmerking komen. Verder mag bij heffing over het werkelijk behaalde rendement geen rekening worden gehouden met het heffingvrije vermogen. Tot deze conclusies komt de AG mede aan de hand van zijn bevindingen in een bijlage bij de conclusie (Parket bij de Hoge Raad 9 februari 2024, ECLI:NL:PHR:2024:1). De AG geeft de Hoge Raad in overweging om zowel het beroep in cassatie van de Staatssecretaris als het incidentele beroep in cassatie van de belanghebbende gegrond te verklaren.
- Rechtbank Noord-Holland, 16 juni 2023, HAA 21/3461 en 3462, ECLI:NL:RBNHO:2023:5507
In deze uitspraak neemt de rechtbank bij de berekening van het werkelijk rendement alleen directe inkomsten mee in de berekening omdat niet aannemelijk is dat in casu überhaupt sprake is van ongerealiseerde vermogensmutatiesop overige bezittingen en bovendien ook niet bekend is welk bedrag daarvoor in aanmerking zou moeten worden genomen. Na berekening van het werkelijk rendement acht de rechtbank het geboden rechtsherstel onvoldoende en sluit de rechtbank voor het rechtsherstel aan bij het berekende werkelijke rendement.
- Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 22 maart 2023, 21/00966 tot en met 21/00968, ECLI:NL:GHSHE:2023:945
In deze uitspraak verleent het gerechtshof rechtsherstel door alleen het werkelijke rendement in de heffing te betrekken. Voor de bepaling van dit werkelijke rendement sluit het gerechtshof aan bij het werkelijk behaalde rendement gebaseerd op de feitelijk genoten rente, dividend, huur, royalty’s en mogelijk andere vormen van directe, gerealiseerde vermogensopbrengst. Naar het oordeel van het gerechtshof dient bij de bepaling van de op rechtsherstel gerichte compensatie geen rekening te worden gehouden met ongerealiseerde vermogenswinsten. Ongerealiseerde vermogenswinsten passen naar het oordeel van het hof niet binnen de term “werkelijk behaald rendement” die de Hoge Raad in het kerstarrest en zijn arrest van 20 mei 2022 heeft gebruikt. De staatssecretaris heeft beroep in cassatie ingesteld. AG Pauwels heeft een conclusie in deze zaak genomen (Conclusie AG, 9 februari 2024, 23/01736, ECLI:NL:PHR:2024:137) en bespreekt daarbij alleen het eerste middel uit het cassatieberoep. De AG is van oordeel dat het gerechtshof terecht een op rechtsherstel gerichte compensatie verleend heeft nu het rendement volgens de Wet rechtsherstel box 3 hoger is dan het werkelijk behaald rendement. Tot deze conclusie komt de AG mede aan de hand van zijn bevindingen in een bijlage bij de conclusie (Parket bij de Hoge Raad 9 februari 2024, ECLI:NL:PHR:2024:1). De AG geeft de Hoge Raad in overweging om het eerste middel van de Staatssecretaris te verwerpen.
Overige jurisprudentie werkelijk rendement
- Rechtbank Den Haag, 11 mei 2023, AWB-20_2791, ECLI:NL:RBDHA:2023:6840
In deze uitspraak oordeelt de rechtbank dat de op rechtsherstel gerichte compensatie in beginsel dient aan te sluiten bij het werkelijk behaalde rendement. De bewijslast dat dit werkelijke rendement lager is dan het rendement berekend volgens het Besluit (of de Wet) rechtsherstel box 3 ligt in beginsel bij de belastingplichtige (de rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 2 november 2022, 20/00499, ECLI:NL:GHSHE:2022:3806. Voor de berekening van het werkelijke rendement gaat de rechtbank uit van het werkelijke rendement op de bank- en spaartegoeden en het forfaitaire rendement op de overige bezittingen omdat de belastingplichtige voor deze laatste categorie niet in het bewijs is geslaagd dat het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement.
De rechtbank oordeelt ook dat de belastingplichtige op grond van het Darby-arrest recht heeft op een passende vergoeding voor het verlies dat als gevolg van de onverschuldigde betaling van box 3-belasting is geleden. Voor de rentevoet en de periode waarover de rente berekend moet worden sluit de rechtbank aan bij de belastingrenteregeling (de rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17 januari 2023, 20/00258, 20/00259 en 21/00470, ECLI:NL:GHARL:2023:349. De rechtbank geeft ook nog aan dat een verwijzing naar de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 7 februari 2023, 21/01004, ECLI:NL:GHARL:2023:1110 het oordeel niet anders maakt omdat in die casus de belastingplichtige al voldoende gecompenseerd was omdat het bij rechtsherstel berekende rendement lager was dan het werkelijke rendement.
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24 april 2023, 19/333 en 20/7740, ECLI:NL:RBZWB:2023:2767
In deze uitspraak biedt de rechtbank voor het jaar 2018 rechtsherstel door het werkelijke rendement in de heffing te betrekken. De rechtbank stelt dit werkelijke rendement vast op het door de inspecteur berekende bedrag (bestaande uit rente op een verstrekte lening en rente op banktegoeden.
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22 december 2022, 20/6194 tot en met 20/6196, 21/821 tot en met 21/824, 21/3783 en 21/5287, ECLI:NL:RBZWB:2022:7919
In deze uitspraak biedt de rechtbank rechtsherstel door alleen het werkelijke rendement in de heffing te betrekken. De wijze waarop dit rendement berekend is, wordt uit de uitspraak niet duidelijk. Partijen zijn ter zitting namelijk de hoogte van het werkelijke rendement onderling overeengekomen. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld.
- Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 2 november 2022, 20/00499, ECLI:NL:GHSHE:2022:3806
In deze uitspraak is het gerechtshof van oordeel dat het Besluit rechtsherstel box 3 (nu de Wet rechtsherstel box 3) onvoldoende rechtsherstel biedt, omdat het werkelijke rendement lager is. De bewijslast hiervan rust in beginsel op de belastingplichtige. De wijze waarop dit rendement berekend is, wordt uit de uitspraak niet duidelijk. Partijen zijn ter zitting namelijk de hoogte van het werkelijke rendement onderling overeengekomen. De staatssecretaris is in cassatie (nr. 22/04676). AG Pauwels heeft een conclusie in deze zaak genomen (Conclusie AG, 9 februari 2024, 22/04676, ECLI:NL:PHR:2024:133). De AG is van oordeel leidt de Wet rechtsherstel box 3 nog steeds tot een EVRM-schending als het werkelijk behaalde rendement hoger is dan het forfaitaire rendement van de wet. Het gerechtshof heeft naar het oordeel van de AG daarom terecht rechtsherstel verleend. Tot deze conclusie komt de AG mede aan de hand van zijn bevindingen in een bijlage bij de conclusie (Parket bij de Hoge Raad 9 februari 2024, ECLI:NL:PHR:2024:1) De AG geeft de Hoge Raad in overweging om het beroep in cassatie van de Staatssecretaris ongegrond te verklaren.
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17 mei 2022, 21/00832 en 21/00833, ECLI:NL:GHARL:2022:4030
In deze uitspraak verleent het gerechtshof rechtsherstel door alleen het werkelijke rendement in de heffing te betrekken. Voor de bepaling van dit rendement sluit het gerechtshof aan bij het nominaal gerealiseerde rendement en niet bij het reële rendement na correctie voor inflatie. Tegen deze uitspraak is beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad, 31 maart 2023, 22/02324, ECLI:NL:HR:2023:519 laat de uitspraak van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zonder verder motivering in stand (artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26 april 2022, 19/01637 en 19/01638, ECLI:NL:GHARL:2022:3217
In deze uitspraak verleent het gerechtshof rechtsherstel door alleen het werkelijke rendement in de heffing te betrekken. Voor de bepaling van dit rendement sluit het gerechtshof aan bij de gerenseigneerde bankgegevens. Tegen deze uitspraak is geen beroep in cassatie ingesteld.
- Rechtbank Den Haag, 20 december 2022, AWB-21_8219, ECLI:RBDHA:2022:14746
In deze uitspraak biedt de rechtbank rechtsherstel door alleen het werkelijke rendement in de heffing te betrekken. De bewijslast hiervan rust in beginsel op de belastingplichtige. Voor de hoogte van dit werkelijk rendement sluit de rechtbank aan bij de werkelijk ontvangen rente. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld.
Contact
Neem voor meer informatie contact op met:
Bureau Vaktechniek
E vaktechniek@sra.nl
T 030 656 60 60