SRA reageert op AFM-consultatie Beleidsregel geschiktheid Wta
De AFM heeft de vernieuwde Beleidsregel geschiktheid Wta vernieuwd en ter consultatie voorgelegd. Vanwege het belang voor de (grootste) SRA-leden met een Wta-vergunning, heeft SRA gereageerd op de consultatie.

Aanleiding voor de vernieuwde Beleidsregel geschiktheid Wta is tweeledig:
a. de uitbreiding van het geschiktheidsvereiste voor de grote accountantsorganisaties met een reguliere vergunning zoals voorgesteld in het wetsvoorstel Wijzigingswet accountancysector. De Wijzigingswet is nog niet van kracht.
b. de evaluatie van de bestaande Beleidsregel geschiktheid Wta. Deze evaluatie heeft ertoe geleid dat de tekst in lijn is gebracht met de AFM/DNB Beleidsregel geschiktheid 2012.
SRA heeft met name aandacht gevraagd voor de ontwikkelingen binnen het veld en het werkveld van de reguliere vergunninghouders in het bijzonder.
Perspectief reguliere vergunninghouders als uitgangspunt
De concept Beleidsregel geschiktheid Wta 2026 is in lijn gebracht met de AFM/DNB Beleidsregel geschiktheid 2012. Ondanks dat we voorstander zijn van consistente lijnen in wet- en regelgeving zouden we ervoor willen pleiten om bij de herziening van uitvoeringsregels zoveel mogelijk het perspectief van het werkveld en de praktijk van de reguliere vergunninghouders aan te houden.
Nu is bij de herziening het OOB-perspectief als basis genomen. Aangezien toetsing van de geschiktheid plaatsvindt met inachtneming van de omvang, de complexiteit en het risicoprofiel van de accountantsorganisatie (artikel 1.4), is het wenselijk om uit te gaan van de ‘basispraktijk’, en competenties en vereisten daarop te baseren. Dat voorkomt schuren met de dagelijkse praktijk van kleinere en middelgrote accountantsorganisaties.
Kleinere AO-RV’s die ontwikkelen en voldoen aan criteria
De herziene geschiktheidsvereisten gaan van kracht voor alle AO-RV’s die volgens het wetsvoorstel Wijzigingswet accountancysector gedurende drie achtereenvolgende boekjaren voldoen aan de volgende, cumulatieve criteria:
- een omzet uit de verrichting van wettelijke controles van ten minste 3 miljoen per jaar, en
- het verrichten van ten minste 150 wettelijke controles per jaar.
Op dit moment zien wij een ontwikkeling waarbij kleinere audit-only-kantoren ontstaan, die zich op kortere/middellange termijn verder kunnen ontwikkelen: niet in omvang maar wel in omzet en aantal verrichte wettelijke controles. Dat zou kunnen betekenen dat (mede)beleidsbepalers van deze relatief kleinere accountantsorganisaties ook getoetst zouden moeten worden op de geschiktheidsvereisten (collectief I).
Voor de dagelijks beleidsbepalers van deze accountantsorganisaties is in artikel 16a Wta bepaald dat zij geen andere werkzaamheden verrichten dan die van dagelijks beleidsbepaler van de accountantsorganisatie, tenzij hiervoor voorafgaande goedkeuring is verleend door het orgaan dat belast is met het interne toezicht.
Wij vragen ons af of dit vereiste werkbaar is voor kleinere accountantsorganisaties en bijdraagt aan de kwaliteit van de accountantsorganisatie. Bij een relatief klein kantoor is geen dagbesteding met beleidsbepaling, bestaan er geen “afdelingen”. In dat kader zien wij omwille van kennis en kunde liever een bestuurder die met de voeten in de praktijk staat. Sterker nog, de kwaliteit zal alleen maar inboeten als de dagelijkse beleidsbepaler geen binding meer heeft in de praktijk.