Sla menu over
Kwaliteit die verbindt
  • Publicatiedatum:10-10-2025

Consultatie Beleidsregel geschiktheid Wta: ''Liever bestuurders met voeten in de praktijk''

De AFM heeft de Beleidsregel geschiktheid Wta vernieuwd en ter consultatie voorgelegd. Deze beleidsregel beschrijft het toetsingskader dat de AFM gebruikt bij de toetsingen van beleidsbepalers van accountantsorganisaties die volgens de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) geschikt moeten zijn.

Noteren

Uitbreiding geschiktheidsvereisten

De bestaande beleidsregel is toegespitst op beleidsbepalers van OOB-accountantsorganisaties. De inmiddels aangenomen Wijzigingswet accountancysector bepaalt echter dat de beleidsbepalers van de grootste reguliere vergunninghouders (RV) ook moeten worden getoetst. Het gaat dan om beleidsbepalers bij accountantsorganisaties die drie aaneengesloten boekjaren ten minste € 3.000.000 omzet uit wettelijke controles per boekjaar behalen en die daarnaast ten minste 150 wettelijke controles per boekjaar uitvoeren.

Evaluatie huidige beleidsregel

Daarnaast heeft de AFM deze uitbreiding ook aangegrepen om de bestaande beleidsregel te evalueren, wat volgens de bestaande beleidsregel ook periodiek moet gebeuren. Uit deze evaluatie kwam de aanbeveling om de beleidsregel meer in lijn te brengen met de huidige AFM/DNB Beleidsregel geschiktheid 2012. Die laatste beleidsregel wordt gebruikt bij geschiktheidstoetsingen van beleidsbepalers van veel financiële instellingen. Het is de intentie van de AFM om de bestaande Beleidsregel geschiktheid Wta in te trekken en te vervangen door de nieuwe Beleidsregel geschiktheid Wta 2026.

Neem werkveld RV als uitgangspunt

Vanwege het belang voor de (grootste) SRA-leden met een Wta-vergunning, heeft SRA gereageerd op de consultatie. Daarbij vroegen we met name aandacht voor de ontwikkelingen binnen het veld en het werkveld van de reguliere vergunninghouders in het bijzonder. SRA heeft ervoor gepleit om bij de herziening van uitvoeringsregels zoveel mogelijk het perspectief van het werkveld en de praktijk van de reguliere vergunninghouders aan te houden.

Nu is bij de herziening het OOB-perspectief als basis genomen. Aangezien toetsing van de geschiktheid plaatsvindt met inachtneming van de omvang, de complexiteit en het risicoprofiel van de accountantsorganisatie (artikel 1.4), is het wenselijk om uit te gaan van de ‘basispraktijk’, en competenties en vereisten daarop te baseren. Dat voorkomt schuren met de dagelijkse praktijk van kleinere en middelgrote accountantsorganisaties.

Liever een bestuurder met voeten in de praktijk

Daarnaast hebben we aandacht gevraagd voor mogelijke middellange termijnontwikkelingen in de markt waarbij een groeiend aantal kleinere audit-only-kantoren zich verder ontwikkelen: niet in omvang maar wel in omzet en aantal verrichte wettelijke controles. Dat zou kunnen betekenen dat (mede)beleidsbepalers van deze relatief kleinere accountantsorganisaties ook getoetst zouden moeten worden op de geschiktheidsvereisten (collectief I).

Voor de dagelijks beleidsbepalers van deze accountantsorganisaties is in artikel 16a van de Wet toezicht accountantsorganisaties bepaald dat zij geen andere werkzaamheden verrichten dan die van dagelijks beleidsbepaler van de accountantsorganisatie, tenzij hiervoor voorafgaande goedkeuring is verleend door het orgaan dat belast is met het interne toezicht.

Wij vragen ons af of dit vereiste werkbaar is voor kleinere accountantsorganisaties en bijdraagt aan de kwaliteit van de accountantsorganisatie. Bij een relatief klein kantoor is geen dagbesteding met beleidsbepaling, bestaan er geen “afdelingen”. In dat kader zien wij omwille van kennis en kunde liever een bestuurder die met de voeten in de praktijk staat. Sterker nog, de kwaliteit zal alleen maar inboeten als de dagelijkse beleidsbepaler geen binding meer heeft in de praktijk.

Lees de reactie van SRA