Helpdesk SRA-Vaktechniek

Met betrekking tot de eindheffingsregeling bestelauto's met doorlopend afwisselend gebruik (art. 31 lid 1 sub d Wet LB 1964) hebben wij de volgende vraag.

We hebben de opdracht tot het samenstellen van de jaarrekening van vennootschap A. Deze vennootschap heeft een belang van 30% in een onderliggende vennootschap B, die geen cliënt van ons is.

Klant bezit 100% van de aandelen in holding en is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. In deze holding zit een 67%-belang in een bv met enkel een onroerende zaak. Deze onroerende zaak is een bedrijfspand dat wordt verhuurd aan een 33%-deelneming van dezelfde holding. Deze deelneming exploiteert een onderneming in dit pand.

Voor een onderneming die voldoet aan groottecriteria "klein" is in de inrichtingsjaarrekening een toelichting inzake materiële onzekerheid omtrent de continuïteit opgenomen. In de samenstellingsverklaring is een verwijzing naar die toelichting in de jaarrekening opgenomen.

Een cliënt van ons kantoor heeft een omvangrijke vastgoedportefeuille in box 3. In 2022 heeft cliënt een bankfinanciering opgenomen voor de renovatie van een pand. Een deel daarvan is gestald in bouwdepot. Eind 2022 bedraagt het saldo van dit bouwdepot nog ruim € 1.500.000. Volledigheidshalve merken wij op dat er geen twijfel is dat het betreffende vastgoed in box 3 moet worden aangegeven.

Bij een nieuwe cliënt, een middelgrote vennootschap, zijn de onroerende zaken gewaardeerd tegen actuele waarde, waarbij geen voorziening voor latente belastingen in de jaarrekening is opgenomen. Mag dit op grond van de RJ en zo niet, betreft dit dan foutherstel?